De rol van ouderlijke cognitieve, gedrags- en motorische profielen in klinische variabiliteit bij individuen met chromosoom 16p11.2 deleties
Oorspronkelijk onderzoeksartikel door Andres Moreno-De-Luca, et al. (2014).
Lees de samenvatting hier.
In dit artikel onderzochten de onderzoekers deze vragen:
Waarom zien we zo’n breed scala aan verschillen bij mensen met dezelfde 16p11.2 deletie? Hoe komt het dat dezelfde deletie bij sommige kinderen veel gezondheids- en gedragsproblemen lijkt te veroorzaken, terwijl andere kinderen heel weinig gezondheids- of gedragsproblemen hebben?
De studie onderzocht de kenmerken van 16p11.2 deleties, met de nadruk op het effect van de familieachtergrond op leren, gedrag en motorische vaardigheden. Door de prestaties van niet getroffen ouders en broers en zussen te meten en deze te vergelijken met de prestaties van een kind met de deletie, concludeerden de onderzoekers dat de familieachtergrond bijdraagt aan de variabiliteit en verschillen in symptomen bij mensen met een 16p11.2 deletie.
Hoewel we nog veel moeten leren, begrijpen we dat de 16p11.2 deletie effect heeft op de hersenfunctie, intellectuele vaardigheden, sociale vaardigheden en gedrag. Door Simons Searchlight en andere onderzoeken over de hele wereld hebben we gezien dat de effecten van een deletie bij sommige kinderen veel groter zijn dan bij andere.
De onderzoekers wilden aantonen dat de leer-, gedrags- en motorische vaardigheden van een kind niet alleen worden bepaald door de 16p11.2 deletie, maar door de combinatie van alle genen in het lichaam. Met andere woorden, ze wilden aantonen dat de informatie in de andere 20.000 of meer genen van het kind belangrijk is om in overweging te nemen bij het bepalen hoe de deletie een kind beïnvloedt.
De onderzoekers gebruikten gegevens van 56 families die deelnamen aan Simons Searchlight en waarvan bekend was dat ze een de novo (niet geërfde van een van beide ouders) 16p11.2 deletie hadden. De gegevens van elk gezin waren afkomstig van het kind met een 16p11.2 deletie, beide ouders en ten minste één broer of zus. Het was belangrijk om ouders en broers en zussen te bestuderen die de deletie niet hadden, zodat de onderzoekers konden begrijpen hoe de genetische achtergrond van de familie (de 20.000+ genen van de rest van de familieleden) eruitzag. Als bijvoorbeeld een set ouders erg hoog scoorde op een enquête, zouden we verwachten dat hun kind met de schrapping hoger zou scoren dan een kind met de schrapping wiens ouders een lagere score hadden. Dit verschil in hoe de twee kinderen scoorden zou verklaard kunnen worden door hun unieke familiale/genetische achtergrond.
De onderzoekers trokken analogieën met andere scenario’s waarin een genetische diagnose bekend is. Bij downsyndroom is het effect van het syndroom bij elk kind anders vanwege de verschillen in de rest van de genen van het kind, zoals bepaald door de genetische achtergrond van de familie.
De onderzoekers merkten op dat beoordeling van ouders en broers en zussen een belangrijke stap is in het begrijpen van de capaciteiten van het kind met de genetische verandering.
Meer weten?
Lees een interview met auteur Andres Moreno-De-Luca.